Masterclass


Bloednerveus ben ik, want ik ga een heel bijzondere man ontmoeten: Rein Hofman, een topfotograaf. Van hem ga ik vandaag het kunstje afkijken. Het trucje waarmee hij het hem steeds flikt om zulke mooie foto’s te maken. Ik heb natuurlijk al stiekem op zijn website gekeken of er een foto van hemzelf opstaat. En jawel: bij ‘under construction’ staat een heel erg schimmige foto die ik maar even ter opheldering door Photoshop haal. Ik zie het al: een echte Groninger.

Het weerbericht is niet beroerd: eerst regen, dan opklaringen en windkracht 4. De regen hebben we nu, dus zo meteen komen de opklaringen. Ik neem voor de zekerheid mijn hele garderobe maar mee, want straks moet ik misschien wel drie uur lang in weer en wind naar één vogeltje staren. Je weet maar nooit. Ik heb er geen idee van hoe professionele vogeltjesfotografen te werk gaan.
Om één minuut voor acht ga ik van huis zodat ik klokslag acht bij de Boteringebrug sta. Tegelijk met mij arriveert er een blauwe PT-Cruiser, dat is Rein. We doen allebei alsof het de gewoonste zaak van de wereld is dat we samen gaan vogelen.

Onderweg naar het Lauwersmeergebied klaart het druilerige Groninger landschap op en komen er pastelkleurige luchten voor in de plaats, mooie wolkennevels en een schuchter zonnetje.
In het Lauwersmeergebied aangekomen ontmoeten we collega-vogelfotograaf Toon de Smit, een Drent. Ik maak even kennis en dan gaat Rein aan de slag om de auto te verbouwen. Wat heeft die man een hoop spullen in de auto! Je kunt zien dat hij erin wóónt. Overal liggen rijstzakken. De beroemde plankjes komen tevoorschijn en worden aan het raam bevestigd. Daar bovenop twee rijstzakken en de telescoop met camera. Ik ga leren ‘omgekeerd digiscopen’, met de telescoop op zijn kop. Dat is handig als je een telescoop met een 45° inkijk hebt, omdat je je in een auto in een lage positie bevindt, maar wat wel weer ónhandig is is dat de sluiterknop nu op een erg verkeerde plek zit.

Langzaam rijden we langs zijn vaste stekkies. Langs ‘zijn’ Buizerd die inderdaad niet erg door ons verontrust lijkt. Er vliegt een wolk vogeltjes voorbij.
‘Wat zijn dat?’ vraag ik, omdat het me niet lukt ze te identificeren.
‘Kieviten.’ Ja natuurlijk, dat had ik toch moeten weten.
Overal om ons heen zijn ganzen: Grauwe Ganzen, Kolganzen, Brandganzen, Canadezen, duizenden zijn het. Mijn hart bloeit op, maar Rein heeft niet echt wat met ganzen. Hij is op zoek naar andere vogeltjes, een Pijlstaart of een Houtsnip, die zich echter tot zijn verdriet niet laten zien.
Als we langs een plas rijden horen we plotseling ‘ti ti’ en ja hoor: een prachtig IJsvogeltje raast aan ons voorbij. Midden boven de plas blijft hij even hangen om te bidden, alsof hij ons een lol wil doen, en dan schiet hij weer als een speer weg. Tevergeefs proberen we hem op te sporen.

In het dorp barst het van klein grut. Rein spot een Groenling in een rozenstruik en manoeuvreert zijn auto zodanig dat het beestje een mooie achtergrond heeft.
Nu is het uur van de waarheid gekomen: ik ga digiscopen, en wel omgekeerd! Via de display probeer ik het vogeltje voor de lens te krijgen. Maar waar zit dat beestje? Ik zie wel gele blaadjes en rozenbottels op het schermpje, maar een vogeltje ho maar.
‘Volgens mij is hij weggevlogen’, probeer ik.
‘Nee hoor, hij zit er nog.’
Ondertussen gaat mijn display steeds op zwart en ik heb de handleiding nog niet helemaal doorgelezen zodat ik niet een twee drie weet hoe ik de exposuretijd kan verlengen. Ik draai de telescoop maar weer om, omdat ik gek word van het zoeken naar de sluiterknop. Ondertussen ratelt de sluiter van Rein zijn camera gestaag door.
Ik zoek me suf tussen de Rozenbottels, maar ik zie geen Groenling op mijn schermpje verschijnen.
Dan krijg ik de melding ‘batterijen vervangen’. Ha, daar had ik rekening mee gehouden! Dat zal mij niet overkomen dat ik ineens zonder batterijen kom te zitten tijdens mijn masterclass, dus ik heb acht extra batterijen meegenomen, waarvan vier spiksplinternieuw. En alles vers opgeladen natuurlijk. Dus ik vervang de vier batterijen en ga weer op zoek naar de Groenling. Nergens te vinden en hij zit er nog steeds zie ik door mijn verrekijker. Het is om gek van te worden. ‘Zet hem eens scherp op een blaadje in die struik’, zegt Rein.
Dat héb ik al gedaan, dus ik zit wel in de goede laag. Maar waar zit die vermaledijde Groenling?
Ondertussen gaat de display weer eens op zwart en als ik hem middels de sluiterknop weer wil activeren verschijnt opnieuw de tekst: ‘batterijen vervangen’.
Dit is foute boel! De camera geeft geen teken van leven meer. Ik haal de batterijen eruit en stop ze er weer in, maar het haalt niks uit. De camera is zo dood als een pier.
Met tegenzin haal ik de laatste vier batterijen uit mijn tas en schuif ze in het toestel. En ja: met de plus en min op de juiste plek, want ik hóór u denken.
De camera roept nog even ‘batterijen vervangen’ en dan gaat definitief het licht uit.

Dit is slikken, maar ik probeer de meer zonnige kanten van het gebeuren in te zien. In ieder geval is het stressverlagend. Ik kan nu gewoon relaxed wat door mijn telescoop en verrekijker turen en plaatjes schieten met mijn Canon EOS 300D.
In een plasje onder de rozenstruik baden inmiddels allerlei vogeltjes dat het een lieve lust is. De Groenling spettert er van plezier en krijgt al snel gezelschap van Vinken en Sijzen.
Het leven kon veel minder.

Nu kan ik mij dus helemaal concentreren op mijn duivels plan om Rein zijn geheim te ontfutselen.
‘Vogeltjes willen gewoon graag bij mij op de foto’, verklaart Rein plagend. ‘Je moet in de juiste tijd op de juiste plek zijn. Je hebt een gezegende mix van geduld en opportunisme nodig. En een auto met een plankje en een gordijntje; of schuilhutten zetten natuurlijk.’
Hij manoevreert zijn auto net zolang totdat hij een goede achtergrond heeft.
Hij vergelijkt het maken van een foto met het bereiden van een maaltijd. ‘Als je een goeie maaltijd eet is het smaakvol, het ruikt lekker en het ziet er mooi uit op je bord; het totaal is meer dan de som der delen. Iedereen maakt met dezelfde ingrediënten een geheel andere maaltijd.’ Hm, ikzelf ben erg goed in éénpansgerechten, lekker alles door mekaar husselen. Die gedachte houd ik nu maar liever even vóór mij, want dat klinkt niet erg chique en is ook vast niet het ei van Columbus.
Van al dat gepraat over lekker eten heb ik honger gekregen en ik zoek mijn toevlucht tot het gebruikelijke boterhammetje met een gebakken eitje.
‘Het is belangrijk om de essentie van het vogeltje eruit te laten komen. Bij het maken van een foto is het licht van groot belang. Vogeltjes zijn zacht dus daar hoort zacht licht bij. Een sluierbewolking, maar ook een dikke bewolking met regen kan heel mooie resultaten opleveren. Zware kleuren met een dikke verzadiging’.

Inmiddels is het werkelijk prachtig blauw weer geworden. Weer waar normale mensen een stralend humeur van krijgen. Maar Rein niet. Hij ziet het allemaal met lede ogen aan. Veel te hard licht. Waardeloos.
Daar komt weer een wolk vogeltjes aan. Wat zou dát nou weer zijn? Ik weet het niet.
‘Kieviten’, zegt Rein. Zucht, ik leer het nooit. Natuurlijk, het slordige gefladder van Kieviten, dat had ik inmiddels toch echt moeten weten.

We ontmoeten nóg een vriend en fotograaf: Jan Bosch, ook een begenadigd fotograaf, een Fries. Jan weet een mooi plekje waar Strandleeuwerikken en Sneeuwgorzen zijn. Toon wordt gebeld en met drie auto’s rijden we naar de oostelijke kwelder van Wierum.
Bovenop de dijk zien we ze al: tientallen Strandleeuwerikken vliegen over de kwelder. De mannen stappen stoer met hun kanonnen van zeven kilo naar beneden en nemen een strategische positie in.
Ik probeer om niet als een opgewonden stagiaire in stomme bewondering achter hen aan te struikelen.
Prachtige beestjes zijn het, met hun zwart-gele koppies. Ze foerageren vlak voor onze ogen en laten zich niet erg door ons storen. Ik ben zielsgelukkig met mijn telescoop en word zo in beslag genomen door de schoonheid van deze wezentjes dat ik het helemaal niet erg vind dat mijn schoenen steeds dieper in het slik zakken zodat het water langzaam naar binnensijpelt.


Op de terugweg gaan we nog even langs bij ‘mijn’ IJseend in de haven van Lauwersoog. Ze schijnt over de tong te gaan op het internet. Eerst verneem ik dat het een vrouwtje is, vervolgens dat het een juveniel is, en nu hoor ik dat het beide is: een meissie. Als het een jongetje zou zijn, zou hij nu iets van roze aan de snavelbasis moeten hebben en dat heeft mijn IJseend niet.
Ze bevindt zich weer in gezelschap van een familie Futen. Dat ontroert mij, dat zo’n vreemde eend in de bijt toch niet helemaal alleen wil zijn. Even later verdwijnt ze uit het zicht. Nog vóórdat Rein er een fatsoenlijk fotootje van heeft kunnen schieten.

Er vliegt weer een wolk vogeltjes langs.
‘Kijk! Kieviten!’ En deze keer heb ik nog gelijk ook!
Ik pak mijn spullen in, we gaan naar huis. Alle doppen op de lenzen en het etui weer dichtgeritst. Dan stuit ik op een wel heel eigenaardig probleem: De lenshoes van mijn Swarovski past niet meer. Ik kan de drukknopjes niet bereiken, ik kom zo’n twee centimeter tekort! Het etui is gekrompen! Of de telescoop is gegroeid! Ik ben verbijsterd.
Ik zit in het programma Kiekeboe, dat kan niet anders. Ik kijk schichtig om mij heen en probeer opnieuw tevergeefs de hoes om de lens te leggen.
Ik besluit om het maar gewoon op te biechten. Ik krijg het etui niet meer om mijn telescoop en wacht gelaten op het laatste oordeel.
Rein duwt met een eenvoudig handgebaar de zonnekap naar binnen.
‘Die had ik uitgetrokken.’
‘O, ik heb een zonnekap op mijn telescoop?!’
Voor het doen van een Groninger lacht hij uitbundig.

We zijn nu zo vertrouwd met elkaar dat ik vind dat ik het hem wel kan vragen.
‘Vond jij nou dat ik een ochtendhumeur had vanmorgen?’
Boze tongen beweren dat ik daar last van heb.
‘Nee, maar ik vermoed wel dat ze gelijk hebben. Als je iemand voor het eerst ontmoet doe je natuurlijk erg je best’, voegt hij eraan toe.
Ja, dat is natuurlijk ook wel weer waar, maar bij hem viel me dat helemaal niet zwaar vandaag.

Dus nu weet ik wat het trucje is. Rein, kijk even de andere kant op, want je zei ‘als je het trucje achterhaalt wil ik het niet weten’.
Welnu: koop gewoon een Nikon D200, een Sigma 300-800 mm, 2 schuiltentjes, 2 camouflageschermen, timmer plankjes, naai rijstzakken en bid dan om een hele grote dosis geduld en enorm veel talent. Dan is het verder nog steeds geen fluitje van een cent, maar wat ik wél weet is dat de gebeden van Rein Hofman zijn verhoord.