6 mei 2006 Op bevrijdingsdag, op een onchristelijk vroeg tijdstip, belt Henk bij mij aan. ![]() In wat voor wereld ben ik in terechtgekomen? Ga ik daar tussenstaan? Als iemand mij dat 3 jaar geleden voorspeld zou hebben zou ik naar mijn voorhoofd gewezen hebben. Ik klim over het hek en de dijk op en doe net alsof het helemaal niet gek is dat ik er ben. Hoewel het natuurlijk wel opvalt, want het zijn verder allemaal kerels. 'Dat is de hoofdteller.' zegt Henk en wijst op een man in een blauw shirt die in een stoeltje zit met de telescoop op het westen gericht. Af en toe mompelt de man iets en dan gaan alle verrekijkers opgewonden richting westen. Soms heeft iemand anders de regie, zoals bij de Zwarte Wouw. Met rustige stem geeft hij vanachter zijn telescoop aanwijzingen waar de Zwarte Wouw over het veld vliegt. Ik zie wel iets dat wat groter dan een kraai oogt, maar onder de indruk ben ik er niet echt van. 'Waaraan zie je dat nou, dat dat een Zwarte Wouw is?' vraag ik. 'Dat zie je vooral aan de staart.' zegt Henk. Er schijnt ook een Steppekiekendief te zijn gesignaleerd, maar die hebben we gemist. ![]() Ondertussen heb ik toch een paar bekenden gezien en ik maak hier en daar een praatje. Daarbij moet ik erg oppassen dat ik mijn stemvolume in toom houd, want dit is toch wel wat anders dan een gezellig uitje met de mensen van de vogeltjescursus. Ik durf nauwelijks te lachen. Met Ronald en Henk maak ik een wandeling door het gebied. Man, wat zitten er hier een hoop vogeltjes! Ik leer het verschil tussen de zang van een Sprinkhaanzanger (sir'r'r'r'r'r'r'r'r'r'r'), de Snor (pt'pt pt-ptptptsurrrrrr') en de Krekelzanger (zre-zre-zre-zre-zre), maar als Ronald begint over het tri-tri prt-prt tsjiv-tsjiv srrrrt SIWIE- SIWIE-SIWIE van de Siberische Sprinkhaanzanger begint mijn aandacht toch enigszins te verslappen. 'Hoelang vogel jij al, Ronald?' vraag ik. Hij begint te tellen en komt uit op zo'n jaar of dertig. 'Mijn vader had volièrevogels. Alle vogels buiten volières noemd hij Sijsjes. Toen ik 10 jaar oud was en Pestvogels had gezien en mijn vader weer zei dat het Sijsjes waren geloofde ik hem niet meer. Van mijn zakgeld heb ik mijn eerste vogelboek gekocht.' 30 jaar! Ik ben bang dat ik dat niet meer red in dit leven. Ondertussen zijn we kriskras door het gebied gelopen en de mannen springen behendig over een hek dat toch echt te hoog is voor mij. De tijd dat ik als een hinde de moeilijkste barricades overwon is voorbij. Ik blijf er een beetje beteuterd voor staan: 'jongens, dit is toch echt te hoog voor mij!' Ik voel me een trutje. Nog een geluk dat ik geen rok met pumps heb aangetrokken. Ze nemen mijn camera van mij over en met hun aanmoediging klim ik op hoop van zegen op het hek en laat me dan maar pardoes naar beneden vallen. O je, en straks waarschijnlijk ook weer terug' Maar het is de moeite waard. In dit terrein wemelt het van de Gele Kwikstaarten, de Noordse Kwikstaarten en de Tapuiten. Wat een mooie beestjes! Had ik al wel eens verteld dat er eigenlijk maar 1 diersoort is waar ik niet warm voor loop? Dat zijn schapen. Zeldzaam stomme beesten vind ik het. Als lammetje gaan ze nog wel, hoewel ze mij dan toch weer erg aan lekker eten doen denken. Er loopt een eenzaam lammetje aan de verkeerde kant van het hek te blaten naar zijn moeder. Moeder blaat terug, want dat is het enige wat ze kunnen, die schapen. Henk krijgt medelijden met het beestje en probeert hem te vangen om hem weer over het hek te zetten, maar tevergeefs; het huppelt ervandoor. ![]() 'We moeten hem insluiten.' zegt Henk. Mja, ik ben wel de dochter van een veearts en wil dus niets liever dan onschuldige lammetjes redden, maar ik zie mij niet 2 keer extra heen en weer over dat hek klimmen. Ronald hupt er even overheen en de beide mannen maken omtrekkende bewegingen om het lammetje heen. In no time heeft het diertje zich plotseling onder het hek doorgewurmd en hij rent naar zijn moeder waar hij direct aan de uier begint te sabbelen. Even verderop komen we bij het Klutenmeer, met massa's Kluten, Berg-, Slob- en Krakeenden. Ik vind het al heel normaal dat dit gevogelte zich zomaar aan ons vertoont en heb geen behoefte om af te dalen naar een van de vogelkijkhutten om van dichtbij fotootjes te maken. Ik geniet van de natuur. In de verte zie ik steeds de silhouetten van de vogelaars op de dijk, alsof ze over ons waken, als het oog van Mordor. Maar de zon schijnt en het leven is goed. In het laatste stukje lopen we langs struikgewas. En daar zie ik hem dan eindelijk: de Bonte Vliegenvanger. Eerst 2 vrouwtjes, dan de man. En wat is ie mooi! Ik ben onder de indruk. Ik doe meteen melding bij de commissie Vogel van het Jaar, want die is daar erg op gesteld, op zulke meldingen. Als toegift vertonen zich ook 3 Grauwe Vliegenvangers. En een Gekraagde Roodstaart. Alsof dat allemaal normaal is. Ronald houdt beleefd de poort in het hek voor mij open. He, ik hoef niet meer te klimmen! Vogelen is een makkie! We lopen weer de dijk op en voegen ons bij de vogelaars en hun telescopen. 'Mooi was ie he, die Steppekiek.' zegt Lieuwe. Huh? Wij hebben helemaal geen Steppekiekendief gezien. 'Hij hing direct boven jullie hoofd! Ik had nog willen bellen om te waarschuwen, maar ik wist het nummer van jouw mobiel niet!' 'Ik had mijn mobiel niet mee.' zegt Henk en daarmee zullen wij moeten leren leven. Wel zien wij later die dag nog Blauwe, Bruine en Grauwe Kiekendieven en dat maakt ook niet iedereen mee. En Bruinvissen. Vinnen van Bruinvissen. ![]() Als we weggaan horen we dat er een ongeringde Sakervalk van Rottumeroog naar Borkum op weg is. Maar dat is weer een ander verhaal. Ana |