Waden in Tetjehorn

28 maart 2008


In het moeras van Tetjehorn ga ik vandaag mijn spiksplinternieuwe neopreen waadpak testen. Weliswaar een paar maten te groot, maat 41, het kleinste pak dat bij de groothandel voorradig was. Dames waden niet; die balanceren op pumps. Maar bij de huidige stijging van de zeespiegel is het altijd handig om alvast zo'n pak in huis te hebben. Mij kan niets meer gebeuren.


Als we uit de auto stappen schiet een muskusrat schielijk het water in. Nuttige beestjes zijn het. Ze creëren open plekken in het riet en brengen er diversiteit aan. Ze knagen aan de stammetjes van opkomende wilgen en gaan zo de bebossing van het moeras tegen. Bovendien zijn de nesten en het nestmateriaal van de muskusratten voor de Grauwe Ganzen een hulp bij het bouwen van hun nest.


We zijn gekomen om de nesten van de Grauwe Ganzen te inventariseren. Leon aarzelt nog een beetje welk moeras hij zal nemen en kiest uiteindelijk voor het perceel waar het water niet boven het kruis komt. Dat blijkt later een verstandige keuze. 'Je moet je niet te warm en niet te koud aankleden.' zegt hij. Maar wat is niet te warm en niet te koud? Moet ik mijn regenbroek uitdoen en alleen mijn joggingbroek aanhouden? Zal dat water erg koud zijn? Broeken, shirt, trui, een vest, mijn jas, ik hou alles maar aan voor de zekerheid, want je weet maar nooit. Mijn waadpak barst uit zijn voegen. Het is maar goed dat het een paar maten te groot is. Zit mijn haar goed?

'Weet je wel dat slechts 5 mensen eerder dit moerasgebied hebben betreden?'
Jan Glas, Martijn Bakker en een paar ringers. Ik kijk vol ontzag naar dit bijna maagdelijke moeras. Baardmannetjes pingen uitnodigend in het riet.
Bij de eerste stappen in het water begin ik al te gillen. Ik blijf vastzitten in de modder en krijg mijn benen er niet meer uit. Mijn camera en ik zwaaien vervaarlijk heen en weer.
'Doe die camera in je tas!' zegt Leon. Maar dat doe ik natuurlijk niet. Ik moet te allen tijde paraat zijn om gevogelte te fotograferen. Met heel veel moeite krijg ik mijn benen uit de blubber en ik zoek een wat drogere plek op voor mijn moerasdoop. Het valt niet mee. De ondergrond is erg ongelijk en ik dreig ieder moment in het water dat inmiddels al boven mijn knieën staat te kukelen.
'Doe die camera in je tas!' dringt Leon aan. Ja ik ben daar gek. Straks staat daar bijvoorbeeld een Waterral voor mijn neus en dan sta ik daar voor joker met mijn camera in mijn tas. Zo heeft Rein mij dat niet geleerd.
Gilletjes slakend als een echte dame waad ik door water en riet. Ik heb geen oog voor het natuurschoon om mij heen. Ik probeer alleen maar om niet ten onder te gaan in het verradelijke moeras.
'Doe die camera nou toch in je tas. Zal ík hem dragen? Zal ik je tas dragen?'
Ik ben gewoon koppig. Zelf doen. Ik ben tenslotte de dochter van een veearts.
Maar dan struikel ik in een diepe kuil en dan durf ik even niet meer verder.
En dan doe ik toch maar mijn camera in de tas.

Het scheelt wel. Nu kan ik mij geheel richten op het redden van mijn eigen vege lijf en leden. Leon stapt stoer voor mij uit. Ik kan hem niet bijhouden, maar hij doet af en toe attent alsof hij door iets wordt gebiologeerd zodat ik de tijd heb om even op adem te komen. Ook het doen van metingen bij een nest van Grauwe Ganzen geeft mij de gelegenheid om bij mijn positieven te komen.


Een plukje dons aan een rietstengel duidt op de aanwezigheid van een nest, of soms vliegt een gans op als we eraan komen en daarmee verraadt ze haar legsel. Het aantal eieren is heel wisselend. Soms deponeren meerdere vrouwtjes eieren in één nest. Leon noteert de waterdiepte, de locatie: puur riet of mengeling met pitrus, eigen nest of gebruikmakend van een muskusratnest, hoeveelheid eieren, hoeveelheid dons, vrouwtje opvliegend of afwezig en hij neemt de GPS metingen op.


Overal het hysterische gezang van de Dodaars. L'amour est un oiseau rebel… Een Roerdomp is nog niet helemaal op gang en hoest als een oude man. En dan horen we een Blauwborst zingen! De eerste van het jaar in de provincie! Even later nóg een!

De spieren van mijn bovenbenen raken uitgeput. Ik krijg mijn benen niet meer omhoog. Het dode riet is onbuigzaam, hard en genadeloos. Er is alleen maar riet om ons heen. Ik heb geen idee waar ik ben of waar we heengaan. Ik strompel voort als in trance. Het zweet gutst over mijn lijf. Veel te warm aangekleed.


'Het valt niet mee he?' roept Leon opgewekt voor mij uit. 'Het is werken. En dan hebben mensen zo'n romantisch idee over het beroep van een boswachter! De volgende keer bedenk je je zeker wel twee keer voordat je zegt dat je mee wilt. We moeten voortmaken, want er is regen op komst.' De lucht is dreigend.

En dan staan we na ruim 2 uur weer op het droge. We hebben 9 nesten gevonden, dat is meer dan in vorige jaren. Een Grote Zilverreiger vliegt over ons heen. Een Waterpieper verdwijnt in de verte. Stilte. Een unieke omgeving. Een heel bijzondere ervaring in de uitgestrekte moerassen van Tetjehorn.

Ik ontdoe mij van dat malle waadpak. Het blijkt dus waterdicht te zijn, maar ik ben kletsnat over het hele lijf. Zwijgend zijg ik neer op de voorbank van de auto en neem een slok uit mijn waterfles.
'Heerlijk! Wat is alles toch relatief in het leven!' Nooit geweten dat zitten en water drinken de hemel op aarde is.
Volgende keer ga ik de pullen fotograferen.